30 mei 2015

Dirk Tieleman (en co-auteurs) - De grote sprong zijwaarts

Een geïmproviseerde bazaar
of een voorgekauwde samenleving? 
 
 
'Het is alsof er in dit deel van de wereld
altijd en overal marktdag is.'
 
Vrij kunnen reizen in een gebied dat tot voor kort een no-go area was voor de toerist die zijn eigen pad wil uitstippelen, is geen alledaagse ervaring. Het overkwam een gezelschap van ondernemers, een hoogleraar, een oriëntaliste en journalist Dirk Tieleman. Zij trokken door het uiterste westen van China, een streek waar de natuur heerst maar sinds enige decennia ook de lange arm van Beijing. Op zoek naar Lebensraum strijken er in deze Xinjiang-provincie, het thuisland van de Oeigoeren, miljoenen Han-Chinezen neer.

Door dit gebied aan de rand van de Gobi- en de Taklamakanwoestijn liep eeuwenlang de legendarische Zijderoute. De oasestadjes die luisteren naar namen als Khotan, Urumqi, Kashgar, Turpan... bestaan nog steeds maar hun aanblik verandert gestaag onder de druk van de heersers uit het oosten. De traditionele woonwijken en de bazaars met handwerkers moeten langzaam maar zeker plaatsmaken voor torenflats, wegeninfrastructuur en andere stedelijke voorzieningen. Om werkloze stadsmensen en arme plattelanders uit het midden en oosten van China aan een inkomen en welvaartsniveau te helpen, worden ze massaal naar deze regio gehaald. Naast de publieke sector leveren de splinternieuwe fabrieken in de buurt van bodemrijkdommen, banen op. Olie, gas, ijzer, nikkel, jade... de voorraden zijn haast eindeloos. Op deze manier ontstaat er een steeds groter wordende Chinese middenklasse.  

Op de markt van Kashgar
© Abbey Newman
De reisimpressies die het vierkoppige schrijverscollectief aan dit boek heeft toevertrouwd, wisselen elkaar op een prettige manier af. Er worden tal van facetten belicht: de adembenemende landschappen, de goed functionerende communicatiesystemen, de eetcultuur, het Disney-toerisme van de nieuwe rijken, de groeiende wijnproductie, de archeologische schatten die door 19de en 20ste eeuwse globetrotters zonder enige vorm van schaamte weggesluisd werden naar Europese en Japanse musea en privé-collecties... Toch lijkt de hoofdinteresse van dit gezelschap zich te richten op het socio-economische model dat China hier neerzet. Maar de vraag van de kritische lezer is niet of dit een vanuit materieel oogpunt geslaagd project is maar of het ethisch verantwoord is.

Hoewel ‘de vooruitgangsgedachte’ populair is bij deze auteurs, is het niet zo dat De grote sprong zijwaarts een kritiekloos boek is. Er is volop aandacht voor de immense milieuproblemen, de ‘mieren’ in de sweatshops, de saaiheid van het georchestreerde stadsleven of de Tibetaanse monniken die goedgelovigen geld aftroggelen om er zelf beter van te worden. Het is niet omdat je een minderheid bent, dat je geen boter op het hoofd kunt hebben. Maar… sommige stemmen gaan al te licht over de historische context van deze streek heen. Xinjiang is een David-Goliath-verhaal: de oorspronkelijke Oeigoerse bewoners, die eeuwenlang in semi-autonome rijkjes woonden en het karakter van dit deel van de Zijderoute bepaalden, werden onder de voet gelopen. Op een aantal pagina’s van dit verhaal wordt er vrij denigrerend gedaan over ‘middeleeuwse toestanden’ en gesuggereerd dat er een hogere beschaving uit het oosten is gekomen. Zijn wij het er in deze tijd dan niet over eens dat het zelfbeschikkingsrecht van volkeren een hoog goed is? En wat als ‘middeleeuws’ gekarakteriseerd wordt, is voor een cultuur gerichte reiziger een ontroerende ontmoeting met een wereld die op andere plekken al lang verdwenen is. De noten, de rozijnen en ander gedroogd fruit, dat op de markten te vinden is, ging, samen met de dolken en tapijten mee met de karavanen. Bij deze gedachte staat niemand stil. Toegegeven, de would be-tandarts in één van de steegjes van Kashgar is geen geruststellende gedachte. Maar mogen mensen zelf bepalen welke richting ze uitgaan?!  

Een wever in Khotan
© Fotolibre.org
Een vaststelling als ‘Ze (de Oeigoeren, de Tibetanen) zijn gericht op het verleden, en wensen respect voor hun taal, tradities en geloof. Het moge duidelijk zijn: zij krijgen dat respect niet. Ze worden gekoloniseerd, geminoriseerd’, biedt een correcte kijk op deze scheve toestand. Helaas zijn er andere uitspraken die ronduit tendentieus en gratuit zijn (‘Waarom zou een Oeigoer klagen als hij een nieuw huis krijgt?’). Je moet je ervan bewust zijn dat het Volksbevrijdingsleger van Mao, aan het eind van de burgeroorlog (’49) dit gebied innam. Eigenlijk was dat al de tweede kolonisatiepoging want ook tijdens de Qing-dynastie, de laatste van het Keizerrijk, kwamen de machthebbers in Peking in deze uithoek zoeken naar voedsel- en andere hulpbronnen. Zo rond 1750 begon de Chinese bevolking exponentieel te groeien.
 
De zwakke onderbouwing van een aantal beweringen slaat ook op de suggestieve link tussen ‘Oeigoer, moslim en extremisme’. De Oeigoeren moeten inderdaad opletten dat hun protest niet gerecupereerd wordt door buitenlandse, Al-Qaida-achtige groeperingen. Maar net daarom zouden hun eeuwenoude waarden en normen beter moeten gerespecteerd worden! Moskeeën in het straatbeeld betekenen niet dat de godsdienstvrijheid beschermd wordt. Op dat vlak (én andere) zijn er tal van beperkende maatregelen die op een sluipende manier de cultuur ondergraven. Politiek onafhankelijke bronnen, zoals Amnesty International, Human Rights Watch en het zeer gewaardeerde kennisinstituut Clingendael in Den Haag, gebruiken de termen ‘repressie en achterstelling’. Ook de Europese Unie mengt zich in het debat. Ze heeft de levenslange gevangenisstraf van de Oeigoerse academicus en vreedzame activist, Ilham Tohti, veroordeeld en roept de Chinese autoriteiten op om hem vrij te laten. ‘Harmonie’, de in dit boek vaak geprezen Confuciaanse waarde, houdt blijkbaar op te bestaan wanneer iemand zijn kop boven het maaiveld uitsteekt!
 
De verstedelijking van Urumqi
© Michael D. Manning
Als je een kritische bril opzet heeft dit boek je heel wat te bieden. Toch is het jammer dat er op basis van beperkte informatie her en der (en niet alleen wat de Oeigoeren aangaat) cultuur-historische en socio-politieke conclusies getrokken worden. Dat is niet het geval voor de stukken, waarvan je bijna zeker weet dat ze door Dirk Tieleman geschreven zijn. In die uitgebalanceerde bijdragen voel je het journalistieke vakmanschap dat haaks staat op kort-door-de-bocht-redeneringen. Door deze ongelijkheid in stemmen kun je helaas niet spreken van ‘reisliteratuur’ of ‘reisjournalistiek’. ‘Reisimpressies’, met alle subjectiviteit die erbij hoort, is een passender woord.

De grote sprong zijwaarts nodigt beslist uit tot het verkennen van de regio. Daar zorgen, niet in het minst, de weergaloze foto’s voor! Of je je in die contreien meer verwant voelt met de trage tred van de voorbije eeuwen of met Confucius die tot op vandaag oproept tot vergaande ijver en discipline, zal wel vanzelf duidelijk worden!
 

Quotering: ***½

Uitgegeven bij Houtekiet - 2015