5 november 2015

Kamel Daoud - Moussa of de dood van een Arabier

Een literaire vader op het matje geroepen !

 
'Je wordt duizelig als je je afvraagt hoe een mens
op één dag zijn naam, zijn leven
en dan ook nog zijn lijk kan kwijtraken.' 
 
De tijd waarin een koloniaal een fictieve Arabier kon neerschieten zonder dat de underdog zich roerde, is na zeventig jaar definitief voorbij. Daar heeft de Algerijnse auteur Kamel Daoud voor gezorgd. Hij is in gesprek gegaan met Albert Camus, de Nobelprijswinnaar die in De vreemdeling zijn hoofdpersoon Meursault een Algerijn op het strand laat vermoorden. Camus was een pied noir, een Fransman die vóór de onafhankelijkheid (1962) in Algiers woonde.

In deze debuutroman wordt de zeggingskracht van de literaire grootheid nooit in twijfel getrokken, wel zijn moraliteit. Dat het slachtoffer niet eens een naam krijgt in het boek en zijn lijk geen regel krijgt toebediend, zit Daoud hoog. Dé Arabier bestaat niet en lijken worden niet meegenomen door de zeebries. Het is de hoogste tijd dat de vermoorde een naam en een gezicht krijgt. Daar zorgt de ik-persoon uit Moussa of de dood van een Arabier voor. Hij is namelijk zijn broer. Sneetje voor sneetje fileert hij Meursault, die zijn mal de vivre op een verwaande manier etaleert. De ethische schuinsmarcheerder is jong, heeft een vaste baan en een vriendin. Meursault is de excuus-moordenaar, een blasé-figuur naast wie het lot van de verpauperde Algerijnse bevolking schril afsteekt.  
 
Algiers, Place des Martyrs & Casbah 
© Ludovic Cortes 
In een volkscafé bij de kust voert de auteur een ménage à trois op. Terwijl de geest van Camus, de schim met het hoge voorhoofd en de onafscheidelijke sigaret, ergens aan een tafeltje zit, gutst onrecht en vernedering uit de ziel van Moussa’s broer. ‘Gevoelens verouderen langzaam, niet zo snel als je huid,’ weet de bejaarde achterblijver. Zijn klankbord is ‘een academisch rechercheur’, een man voor wie Camus een held is en die De vreemdeling als een fetisj in zijn aktetas draagt. Terwijl niemand om hen maalt, hebben de nabestaanden levenslang gekregen. Ze zijn veroordeeld tot dolen en gekmakende onrust. ‘De zee vertelde ons niets en mama bleef aan de waterlijn zitten alsof ze zich over een graf boog’, zo verwoordt de stamgast de wanhopige zoektocht van de moeder naar haar dode zoon. Alles wat hen rest zijn initialen in een krant. En alsof die vloek nog niet groot genoeg is, ‘kan de dood zich vermommen als wraak’.   

In het café wordt niet alleen koffie maar ook wijn geschonken. Met het frequenteren van dit haram-oord maak je salafisten niet blij. Als je daarbij nog van leer trekt tegen de religie en de moskee, haal je je een fatwa op de hals. Oprispingen als ‘de wijkmoskee die je het zicht op god ontneemt’ en ‘Waarom zou je achter een vader aanrennen die nog nooit een voet op aarde heeft gezet?’ hebben ertoe geleid dat Kamel Daoud met politiebewaking door het leven moet. Ook over de onmachtige overheid zwijgt hij niet. In de straten lopen armoedige kinderen en chagrijnige politieagenten rond. Hun horizon bestaat uit kapotte glijbanen, vieze trappen en zwerfvuil. En die zijn niet op het conto te schrijven van de intussen uit het land verdreven Meursaults. Daoud is een man van zijn tijd die kritisch terugblikt maar ook hedendaagse hoofdrolspelers scherp in het oog houdt.  
 
Albert Camus...
met de eeuwige sigaret in de mond
Deze essayistische roman vraagt, zin na zin, om een reflectie over inhoud en taalesthetiek. Hier voeren twee ‘vreemdelingen’ een ingenieuze pas-de-deux uit, de ene is de weg in de wereld kwijt, de andere in zijn eigen leven. In dit verhaal over de troost van verbeelding en creatieve vormgeving rijgt de auteur uit Oran schijnbaar moeiteloos de ene parelende frase aan de andere.

'Hij schrijft zo goed dat zijn woorden op eindeloos uitgehakte stenen lijken’, zegt de verteller over Albert Camus. Dat erelintje verdient Kamel Daoud evenzeer. Met Moussa of de dood van een Arabier heeft dit jonge monument zijn voet met verve naast die van het Franse icoon geplaatst. Daarmee heeft hij ook het koloniale onevenwicht, dat nog resoneert in het nu, met terugwerkende kracht een zet in de juiste richting gegeven! En, wie weet, heeft hij met deze meesterproef het fundament gelegd voor een Algerijnse Nobelprijs!
 

Quotering: *****

Uitgegeven bij Ambo Anthos – 2015