31 augustus 2015

Hylke Speerstra - De troostvogel

Op weg naar Beterland
 
 
'Pake zegt dat je op een lange trek met veel ontberingen niet zonder troost kunt.'
 
Terwijl halfweg de 19de eeuw in Rusland de lijfeigenschap wordt afgeschaft, heersen er op het Friese platteland nog leefomstandigheden die je slaafse armoede zou kunnen noemen. Knechten en meiden worden geminacht door herenboeren en notabelen. Opstaan om half vier, ook als de harde noordooster stuifsneeuw over de velden jaagt, is niet ongewoon. Een loon verdienen waarmee je gezin op de rand van de honger balanceert, is even alledaags. Dat is ook het geval in Hichtum, het dorp met de stompe toren waaronder de personages uit De troostvogel opgroeien.

Als rond 1880 de export van goedkoop Amerikaans graan een landbouwcrisis veroorzaakt, wordt de Holland-Amerika Lijn erg aantrekkelijk. Ook Hizkia en Ietje, de stamouders van dit verhaal, voeren gesprekken over een mogelijke migratie. Omdat heit honkvast is, probeert de doelgerichte Ietje haar zonen te bewerken. Amerika is ‘het land van verlossing voor mensen als ons, de Here onze Heer heeft het zo beschikt’, meent de diepgelovige mater familias. Maar niet iedereen loopt warm voor het onbekende. Nadat Lolke en Jacob zijn vooruitgestuurd, maakt een ander deel van de familie pas in 1911 de oversteek. Toch blijkt South Dakota niet het beloofde land te zijn. In de zomer scheurt de kurkdroge aarde uit elkaar. ’s Winters vriezen de biggen dood in de stal. Op andere onheilsdagen vreten hordes sprinkhanen zich een weg door de gewassen, sleurt het water van de Missouri alle akkers mee of teistert de Spaanse griep de gemeenschap. Te midden van al die nekslagen houdt beppe Ietje ‘het hoofd geheven als de oude koningin-moeder’. Troostvogels zijn er voor alle dagen!
 
© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Hoewel de spanning zo al aardig oploopt in dit boek, steekt Hylke Speerstra nog een tandje bij door Johannes, een Fries enfant terrible, op te voeren. Zijn onafhankelijke geest botst meermaals met de ondergeschiktheid die van arme lui verwacht wordt. Hij is een man van knopen doorhakken en rechtlijnig handelen. ‘Wie zichzelf tot schaap maakt, wordt door de wolven opgegeten’, is zijn devies. Net dat gevoel voor eigenwaarde en rechtvaardigheid zorgt ervoor dat hij in de aanloop van de Tweede Wereldoorlog de kant van Duitsland kiest. Als ‘de doodstrijd om de vrijheid’ losbreekt, komen de Amerikaanse en de Duitsgezinde Hichtumers oog in oog met elkaar te staan…

Hoe iedereen in zijn lot gevangen zit, is een terugkerend thema in het werk van Hylke Speerstra dat ook hier weer met poëtische nuchterheid wordt uitgewerkt. Even herkenbaar is dat deze Friese chroniqueur er telkens in slaagt om je op een andere manier te laten kijken naar maatschappelijk bekritiseerde keuzes. De voorkeur van Johannes voor de NSB is wat kortzichtig maar wel onderbouwd en begrijpelijk. In de geschiedenis zijn er veel grijszones. Maar de grootste verdienste van dit boek is dat de personages, in weerwil van het begrafenisgebeier in de stompe toren, uit de dood worden teruggeroepen en zich gedragen alsof ze het eeuwige leven hebben.

De troostvogel is een oerverhaal over armoede, leven en dood, maar vooral over de verbondenheid met het land en de dierbaren. Tegelijkertijd is het ook een intieme ode aan de geboortegrond van de auteur zelf. Tussen alle ontberingen door volg je vluchten goudplevieren, hoor je vogellokfluitjes in alle toonaarden, zie je polstokspringers over de sloten zeilen en hoor je de Friese taal die het over ‘pake- en beppezeggers’ heeft.

Als je Hylke Speerstra’s werk leest, begrijp je ook waar de granieten geesten van de Ritsma’s en Van der Lendes vandaan komen. Het Heitelân is een eigenzinnige maar zó kostbare wereld binnen Nederland!

Quotering: ****½

Uitgegeven bij Atlas Contact – 2015

26 augustus 2015

Jonathan Galassi - Toen boeken nog boeken waren

Het leven zoals het is !
 
 
'Niets was democratischer als talent.'
 
Uitgevers-redacteuren die schrijver worden, stellen zich kwetsbaar op. Van hen wordt zonder meer verwacht dat ze weten hoe je een romanidee op muziek zet. Toch is New Yorker Jonathan Galassi op zijn 66ste in het diepe gesprongen. Door te putten uit zijn eigen ervaringen en daar heel dicht bij te blijven, heeft hij inhoudelijk wel de veiligheidsgordel omgehouden.
 
Zijn hoofdpersonage, redacteur Paul Dukach, is de kroonprins van de succesuitgeverij Purcell & Stern. Paul heeft een groot hart voor de literatuur en haar beoefenaars. En hij is idolaat van Ida Perkens, de dichteres met de status van een diva, die door concurrent Impetus uitgegeven wordt. Wanneer de inmiddels bejaarde dame hem uitnodigt in haar Venetiaans palazzo en hem een kostbaar manuscript toevertrouwt, moet Paul confronterende keuzes maken en op eigen benen gaan staan. Ook Ida toont zich dan van een heel andere kant. De vrouw die door haar uitstraling en talent macht had over anderen, zelfs onweerstaanbaar aantrekkelijk was, blijkt een afhankelijke, verlangende en beschadigde kant te hebben.

© ecastro
Rond deze plotlijn tekent Jonathan Galassi een gedetailleerd beeld van het milieu van uitgevers, auteurs, agenten, recensenten... Dat biedt vooral een inkijk in het menselijk tekort. Egotripperij, snobisme, grilligheid, het spuwen van venijn, geroddel en hypocrisie zijn de niet onverwachte ingrediënten. Charisma en onuitstaanbaarheid liggen in dit wereldje dicht bij elkaar. Hoewel de menselijke hoeken scherp kunnen zijn, wordt deze commedia del arte met laconieke liefde opgevoerd. In de coulissen ervan zie je een boekencultuur waarin verzorgd bind- en zetwerk de norm is, je de pest mag hebben aan e-readers en auteurs de ultieme bestaansreden zijn van uitgevers. Toch kondigen zich, melancholiek, nieuwe mores aan, een tijd waarin ‘de lezer’ ‘de eindgebruiker’ wordt genoemd en de schepper voor de e-tailer van veel minder belang is. Wie in dit debuut een sleutelverhaal wil zien, herkent misschien John dos Passos of Susan Sontag.
 
Maar we hadden het over een uitgever-redacteur die een roman schrijft. Dan is de vraag of Toen boeken nog boeken waren geslaagde fictie is. En dan moet je vaststellen dat Galassi’s camera niet tot in de ziel van zijn personages geraakt. Hij beschrijft en legt uit. Hij stelt zijn karakters voor en suggereert de ontwikkeling die ze doormaken. Nergens kruip je onder hun huid of word je deelgenoot van het gevecht dat ze met zichzelf en het leven voeren. Plotspelers horen zelf hun verhaal te vertellen. Zonder invoelbare impact is het best getekende milieu van bordkarton. Als Paul in het ware gelaat van Ida kijkt, is er even hoop maar meer dan een zwakke afspiegeling van hun zielenroerselen krijg je niet te zien. Deze auteur mist de verbeelding die van zijn ervaringen fictie kan maken. Trouwens, hoe geloofwaardig is Ida’s afkeer van het establishment waardoor ze zich een leven lang heeft laten fêteren?
 
© Linda Cronin
Beschouwend is de auteur wel maar zijn reflecties zijn geen hoogvliegers. Tot de betere behoort:
‘…wat je deed met de inhoud van je eigen grabbelton van gunstige en ongunstige omstandigheden, dat was wat je onderscheidde van de rest.’
En ook:
‘Omdat het leven is zoals het is.’
Dit op het eerste gezicht clichématige statement blijkt bij nader inzien er een te zijn… dat je tot het einde van je dagen kan bezighouden!
 
In Toen boeken nog boeken waren toont deze ervaren debutant vooral aan hoe moeilijk het is om een roman te schrijven. Het is niet de structuur en het denkwerk die moeten komen bovendrijven. Aan het zweet van de schrijver heeft de zelfzuchtige lezer geen boodschap. Hem interesseert enkel de bloedsomloop van de personages!
 
Quotering: ***
 
Uitgegeven bij Atlas Contact – 2015
 
 

2 augustus 2015

Wil Boesten - Grond

Limburg mie landj¹
 
 
'Het onuitstaanbare idee...dat hij opgesloten bleef
in een benauwde wereld van kerk en fanfare
had zich in hem vastgebeten.'
 
Als de wereld stilstaat, word je op jezelf teruggeworpen. Dat kan je overkomen als je in een vakantietuin zit maar ook als je strandt op de luchthaven van New York. Dat laatste gebeurt met Lucas, de trompettist-hoofdpersoon uit Grond, in 2010. Op dat moment legt de IJslandse vulkaan met de onuitspreekbare naam het vliegverkeer naar Europa lam. Wanneer hij een telefoontje krijgt met het nieuws dat zijn oom Louis overleden is, trekt het verleden aan hem voorbij. Langzaam maar zeker komen knaagdieren te voorschijn, tandjes die zich een weg vreten naar weggemoffelde vragen en herinneringen.

Lucas is een man uit het Limburgse heuvelland, wat niet wil zeggen dat gemoedelijkheid deel uit maakte van zijn jonge leven. Clichés zijn er om ontkracht te worden. Zijn grootvader, die hem na de dood van zijn ouders onder zijn hoede neemt, heeft een betweterige, harde kop die geen tegenspraak duldt. In het katholieke zuiden van de jaren '70-'80 heerst autoriteit in plaats van inspraak. Morele chantage zorgt ervoor dat Lucas in Utrecht geneeskunde gaat studeren in plaats van zijn passie voor de muziek te volgen. Daar vindt hij leermeesters in de vorm van een conservatoriumstudent, die net als hij het trompet spelen geleerd heeft in de fanfare, en Ralph, een muziekminnende vriend. Het laatste duwtje op weg naar zichzelf krijgt hij van zijn oom. ‘Je moet niet íemand worden, je moet worden wie je bént,’ zo houdt Louis hem voor. ‘Bijten in de hand die je voedt’, noemt Ralph het. Maar zelfs als je dat begrepen hebt, ligt de wereld nog niet aan je voeten. Lucas blijkt een onzekere man te zijn, een muzikant met faalangst, iemand die te vaak ‘sorry’ zegt. En omdat de tijd nu plots stilstaat, begint de magmakamer in hem onweerstaanbaar te borrelen.

Geuldal Zuid-Limburg
© Bert Kaufmann
Grond is een verhaal vol Limburgs gevoel en couleur locale. De glooiende streek met hazelnootbomen en leeuweriken waar op zondag gestoofd konijn gegeten wordt, ontrolt zich moeiteloos voor je ogen. Wil Boesten vergeet evenmin om ze als grensland te typeren. Er is de Vlaamse tante, het Duitse desembrood en de Franse kom koffie. En grootvader doet aan frühsjoppen², in de alcohol duiken vóór het middaguur. Tegelijkertijd rekent de auteur af met het juk van kortzichtige opvoeders, kleine lui die vastgeroest zijn in het onder-de-kerktoren-denken. Terwijl boven de grote rivieren Lucas’ leeftijdsgenoten al lang ontvoogd zijn en uitblinken in assertiviteit, gaat rond Maastricht de strijd tegen een in zichzelf gekeerde regio nog steeds door. Bij Zuid-Nederlandse en Vlaamse lezers zullen zeker lichtjes gaan branden…

Toch is Grond groter dan een provincie. Dit is een boek over dromen van jonge hemelbestormers, over het overschatten (Ralph) en het onderschatten (Lucas) van zichzelf en de grenzen van het leven maar vooral over omgaan met verlies, opgedrongen schuldgevoelens en het verlangen naar het vanzelfsprekende.

Met een omtrekkende beweging neemt de verteller je mee van The big apple naar een onopvallende stip op de wereldkaart. The place to be heeft niet altijd een ronkende naam. Voor het transport van dit eruptieverhaal vertrouwt Wil Boesten op zijn volle, vrijgevige, ongeremde stijl die aansluit – hoe kan het ook anders – bij die van zijn Vlaamse collega’s!    

¹ 'Limburg mie landj' is een klassieker van de Sittardse volkszanger Jo Erens.
² Een sjoppen (Nederduits) is een drinkglas.
 
Quotering: ****

Uitgegeven bij Atlas Contact – 2015
 
De boeken van Wil Boesten
 

1 augustus 2015

Paul Hellmann - Irene, mijn grootmoeder

Als de barbaren komen !
 
 
'De duivel heerst over de wereld en is nergens bang voor.'
 
Onheil zie je vaak niet aankomen. Zeker niet als je je daarbij een vloedgolf van haat en vernietiging moet voorstellen. De ‘hakenkruisveldtocht’, zoals Paul Hellmanns grootmoeder Irene het later zou noemen, was in het mondaine en gecultiveerde Wenen van het fin de siècle niet eens een hersenschim.

Rond 1900 was de hoofdstad van het Habsburgse Rijk een plek waar kunstenaars en hun creaties gedijden. Het was de wereld van Klimt, Kokoschka, Mahler, Toscanini, Richard Strauss (de componist van de Vier Letzte Lieder) maar ook van Freud en Karl Kraus, de journalist die zijn maatschappijkritiek in vitriool doopte. Al die stemmen kon je horen in de stijlvolle koffiehuizen waar je ook nu nog een Einspänner of een Café Orange kunt drinken. In die kringen bewoog ook Irene zich. Ze behoorde tot een familie van industriëlen, bewoonde een riant huis aan de Ringstrasse, was gewend aan huispersoneel en wintervakanties in Davos. Maar materiële welstand biedt geen garantie op een veilig leven. Als ze vierentwintig is wordt ze wees, na de Eerste Wereldoorlog sluipt de economische crisis steeds dichterbij en uiteindelijk valt ‘de lange schaduw van het nazisme’ over haar heen. Aan het eind van de jaren ’30 schrijft Irene aan haar nicht Gretel: ‘Ik ben panisch van angst om, als zovelen, door de wereld te moeten ronddwalen.’

Ingang Weense opera
© Scriptor
Aan de hand van brieven, een dagboek, foto’s en een enkel gesprek, reconstrueert Paul Hellmann een gestorven wereld. Hij slaagt erin om een visuele en gedetailleerde voorstelling te geven van een burgerlijk-conservatief milieu waaruit alle zekerheden verdwijnen. Nog belangrijker is dat hij zich ingraaft in de vereenzaamde en ontredderde geest van zijn oma. En net als de kleinzoon wil je haar, met terugwerkende kracht, beschermen.

Hoeveel verhalen er ook verteld worden over eeuwenlang opgejaagde joden die hun diaspora zagen eindigen in de rookpluimen van de concentratiekampen, nooit zullen het er genoeg zijn. Ze vinden bovendien een plek in een nog breder perspectief, dat van de verwoestende invloed van grote maatschappelijke ontwikkelingen op fragile burgers.

Zonder de correspondentieërfenis van Irene had dit boek niet kunnen geschreven worden. Dat roept vraagtekens op bij onze internetcommunicatie. E-mails zullen geen drie generaties bewaard blijven. En wie neemt nog de tijd en moeite om een elektronisch bericht echt te stofferen? Dagboeken worden evenmin nog geschreven. Geschiedkundigen, familiechroniqueurs en doorsnee individuen die historische wortels belangrijk vinden, mogen zich zorgen beginnen te maken.

Irene woonde in de buurt van dit Burgtheater
© Scriptor
Met Irene, mijn grootmoeder heeft Paul Hellmann van een statistisch gegeven een gezicht gemaakt. Het is het gezicht dat je op de cover ziet: dat van een gevoelige, melancholieke vrouw die goed was in liefhebben. Echtgenoot Paul was haar einziggeliebter. Maar ze moet ook vaststellen dat liefde lang niet alles overwint. Leven is uiteindelijk omgaan met verlies!

Quotering: ****½

Uitgegeven bij Atlas Contact – 2015